Plannen maak je om ze te veranderen:
een
weekje landmarks zoeken in Denemarken en Noord-Duitsland |
|
|
|
Al
lang voordat
de Landmarkrally 2009 van start ging, maakten Ed "de Beuk" en ik de
principe-afspraak om op z'n minst één
buitenlandse landmark-reis samen
te doen. Nadat we met Pasen samen naar het MGCN openingstreffen in
Zeeuws-Vlaanderen waren gereden, werden onze afspraken concreter en
meer uitgewerkt.
Twintig landmarks zouden we gaan rijden, in Noord-
en Oost-Duitsland en in Denemarken. Zoals zo vaak zouden de
plannen
onderweg herhaaldelijk worden bijgesteld. |
|
31
mei, Pinksterzondag: zon en zeebodem
's
Ochtends om acht uur rol ik de ouwe V7 California naar buiten. Die
heeft de afgelopen dagen nog een welverdiende beurt gehad; nieuwe
contactpuntjes, olie, klepspeling gesteld etc. Klokslag negen rijd ik
binnen in Ed's woonplaats, de Oost-Groningse metropool Vriescheloo.
Ed's 1000 SP staat opgeladen voor de deur. We lopen nog een rondje
langs de paarden, drinken nog een kopje koffie en zijn rond tien uur op
weg. De zon schijnt, de lucht is strak blauw, het is vrijwel windstil,
de Guzzi's snorren tevreden, wie doet ons wat? |
Vlak
over de
grens pakken we de Duitse Autobahn A31 richting noord-oost, eerst maar
eens wat kilometers maken. Na een klein uurtje houden we de snelweg
voor gezien en toeren over allerlei landweggetjes richting Sandstedt,
voor ons eerste landmark: de oude vuurtoren. Vlak voor Sandstedt houden
we gedwongen pauze voor het veerpontje over de Weser. Het is inmiddels
knap warm geworden en in het motorpak stilstaan in de zon is geen
onverdeelde vreugde. We zijn niet de enige Guzzi-rijders; een heel
kluitje Duitse Guzzisti is op de thuisreis na een Italo-treffen. We
maken wat praatjes en bij het afscheid wenst één
van hen me "Gute
Fahrt, und nicht zuviel schrauben." "Schrauben?" "Ja, ja, Guzzifahrer
haben immer etwas zu schrauben." Tsja ...
Vanaf de veerboot
zie ik aan de overkant meerdere moderne vuurtorens en lichtbakens, maar
verscholen tussen de bomen steekt zo nu en dan ook een oud rood
vuurtorentje scherp af tegen de strak blauwe lucht, dit is landmark 34.
Om half twaalf
staat hij op de foto en zijn de eerste 15 punten van onze trip
gescoord. Dat gaat mooi zo!
Het is nu een kleine 80 km, weer
noord-oost, naar het volgende landmark. Rond Bremerhaven pakken we weer
even de snelweg, de rest gaat binnendoor naar het dorpje Osten, waar
een bizarre stalen constructie is gebouwd over de rivier de Oste, het
is een zgn. Schwebefähre (zweefveer in het Nederlands):
landmark 35.
Een stukje wegdek is als een beweegbare gondel opgehangen aan een hoge
brugconstructie. Zo heb je een relatief lichte en goedkope manier om de
rivier over te steken, zonder de enorme zandlichamen die nodig zijn
voor een hoge brug en zonder hinder van getij en stromingen, terwijl
hoge (zeil)schepen toch gemakkelijk kunnen passeren. Het
zweefveer van
Osten is gebouwd in 1909 en is de oudste in Duitsland (ja, er zijn er
meer). Het ding is niet meer in gebruik voor normaal verkeer, maar gaat
één keer per uur heen-en-weer voor fietsers en
voetgangers, meest
toeristen die voor de lol een keertje meereizen. Naast het zweefveer
staat de veerkroeg (Fährkrug) met een tuin erachter waar men
o.a. prima
koffie met Apfelstrudel serveert en waar tientallen toeristen met
camera's klaar zitten om -net als ik- de zweefbrug in actie te
fotograferen
|
Vertrek
uit Vriescheloo
(met
dank aan Saskia voor de foto) |
LM
34, de oude vuurtoren van Sandstedt |
|
|
|
LM
35, de Schwebefähre van Osten, tot voor kort in actieve
dienst, nu een toeristische attractie. |
Wij
zijn niet de enigen die het zweefveer fotograferen. |
Na
een uurtje
pauze bij de Fährkrug is het tijd voor de volgende etappe,
recht naar
het noorden moeten we, maar er zitten wel een paar flinke slingers in
de route, o.a. omdat we de Elbe moeten oversteken. Ook dit gaat per
veer -een boot dit keer- naar Glückstad. Dit is een drukke
route, we
hebben zeven veerboten geteld, die af en aan varen en de oversteek in
ca. 25 minuten afleggen. Al met al doen we ruim drie uur over de 180 km
naar het volgende landmark, de noordelijkste in Duitsland. Bij het
plaatsje West-Bargum is een overweg waar tot voor kort een
overwegwachtershuisje heeft gestaan. Dit huisje had landmark 46 moeten
zijn, maar aan alle moois komt een eind en landmark 46 is niet meer. Nu
zit er een Duitser in een auto, tegen de tijd dat er een trein komt
spant hij twee touwen met versperringslinten over de weg. Vervolgens
stelt hij zich midden op de overweg op en geeft fietsers en voetgangers
aanwijzingen hoe zij onder het touwtje door kunnen kruipen. Ed en ik
zien het gebeuren met stijgende verbazing aan.
Het volgende
landmark is het gebouwtje van de reddingsbrigade op het Deense
mini-waddeneiland Mandø. De weg erheen loopt deels over het
wad en komt
bij vloed onder water te staan, ze noemen het dan ook de "ebbevey", de
ebbeweg zeg maar. Laagwater is al
bijna vier uur geleden, we veronderstellen daarom dat het eiland
vandaag niet meer bereikbaar is en besluiten zo ver mogelijk door te
rijden in de verwachting een mooie foto te maken van de ebbeweg die in
de zee verdwijnt, met het eilandje op de achtergrond. |
Wachten
op het Elbefähr naar Glückstadt. |
|
|
|
Landmark 46, het spoorwegwachtershuisje bij West-Bargum. |
Het
wegdek op de
kwelder bestaat uit losse groffe steenslag, scherpe brokken ter grote
van een kindervuistje. M'n Guzzi danst over de keien, sneller dan 25
km/u gaat het niet en de weg duurt maar en duurt maar. Terwijl de
trouwe V7 voortzwoegt passeren allerlei doemscenario's mijn geestesoog:
"Wat als ik hier lek rij en de vloed komt opzetten?" en ik zie mijn
Guzzi met bagage en al in woest kolkende maalstromen verdwijnen. Zo
sukkel ik in gedachten voort -voor mijn gevoel schier
eindeloos-
totdat de weg ineens begint te klimmen en even later weer overgaat in
asfalt. Plotseling sta ik tussen de schapen op de dijk van
Mandø, om
even later langs boerderijen en zomerhuisjes richting de duinen te
rijden waar het reddingsbrigade-gebouwtje een beetje beschut in een
dalletje in het avondzonnetje staat te dromen van bulderende orkanen en
mannen die in oliegoed met onbaatzuchtige heldenmoed hun leven wagen
voor een ander. Zo'n plek maakt in mij allerlei mijmeringen los:
"Hoeveel mensen zouden hun leven te danken hebben aan de
Mandøër
redders?" "Redden ze ook motorrijders die bij opkomende vloed met een
lekke band op de ebbevey zijn blijven staan?" "Wat voor banden zaten er
eigenlijk om een Nimbus?" en meer van dat soort gedachten. Al te veel
tijd voor m'n overpeinzingen neem ik niet, omdat we
vóór het hoog water
het vaste land weer willen bereiken. |
|
|
|
LM 50, het
reddingsgebouwtje op het eilandje Mandø. De
weg voert over
de bodem van de Waddenzee en staat bij vloed onder water. Borden
waarschuwen in drie talen voor de getijdestromen. Het openbaar vervoer
gaat per tracktor-bus. |
Vlakbij ligt de
stad Ribe, waar een prima camping blijkt te zijn, super-de-luxe en niet
al te duur. Het is een kwartiertje lopen naar het schitterende oude
centrum waar overal tussen de huizen stuwen en watermolens zijn
gebouwd. We vinden even voor tienen nog nèt
één pizzeria die de deur
nog niet heeft gesloten. Als we de pizza achter de knopen hebben is de
naburige ijssalon helaas al gesloten. Terug bij de tenten praten we nog
lang na over het leven in het algemeen en de weg naar Mandø
in het
bijzonder. Het zal niet de laatste keer zijn dat we deze weg bespreken.
|
1 juni, maandag: Moeder wat is het
heet!
Na
een lekkere warme douche, een prima koffie "du Ed" en een karig ontbijt
van enkele Sultana koekjes zijn we om tien uur ingepakt, uitgechecked
en op weg naar het Oosten, om binnendoor Jutland dwars over te steken.
We hopen onderweg ergens te ontbijten. Het is zonnig en warm, de wegen
in Zuid-Jutland blijken vrijwel leeg. Niet alleen óp de weg,
ook langs
de weg is 't nogal leeg, ons ontbijt laat op zich wachten. Dit zet niet
alleen mijn maag aan tot rommelen, ook in mijn kop begint het
lichtelijk te knallen, beetje laag bloedsuiker gehalte, wed ik.
Gelukkig duurt de eerste etappe niet lang, in drie kwartier bereiken we
landmark 51, de obelisk op de Skamlingsbanken even ten zuiden van de
stad Kolding. |
LM
51, de obelisk op de Skamlingsbanken
|
De
Skamlingsbanken is het hoogste punt van Zuid-Jutland. Het is een
schitterende plek die dient als een soort nationale vergader- en
herdenkingsplaats, het is de lokatie van vele massa-betogingen voor de
Deensheid van Zuid-Jutland. Het staat er vol monumenten voor
voorvechters van de Deense zaak, meest kenmerkend is een hoge obelisk,
gebouwd in 1863 van 25 blokken Zweeds graniet. In 1864 werd deze door
bezettende Pruisische troepen opgeblazen, in 1866 van de brokstukken
herbouwd, vandaar het geschonden uiterlijk dat eigenlijk de symboliek
alleen maar versterkt.
Aan de voet van de Skamlingsbanken staat een
gebouwtje in de zon te bakken. Het biedt onderdak aan een klein museum,
met aanpalende snackbar, die na enig wachten tot openingstijd rond elf
uur, dan toch een vorm van ontbijt te bieden heeft. Maakt honger zoute
frieten zoet? Met gevulde maag gaan we op pad, een etappe van 50 km,
een afwisseling van super kleine kronkelweggetjes, en provinciale
hoofdwegen naar de klassieke uitspanning Restaurant Knapp, haast
paradijselijk verscholen onder de bomen achter een oude -u raadt het
al- watermolen. Maar Knapp is dicht, het terras is leeg en wij gaan
snel verder naar het laatste Deense landmark, Annie's Kiosk bij
Sonderhav. Aan de
Oostzeekust, net ten noorden van de grens met Duitsland staat een
onooglijke ijs-' en hotdog tent. Het is duidelijk een bikers hangout,
maar ook toeristen en dagjesmensen staan in de rij voor een ijsje. |
Het
is inmiddels bloedheet, ook zonder pak zou ik nu de schaduw opzoeken,
al was het maar vanwege mijn inmiddels knallende koppijn. Wij zien de
rij wachtenden even aan, besluiten dat we ook elders wel een ijsje
moeten kunnen kopen en gaan op weg richting Duitsland, waar bij het
dorpje Busdorf onder de rook van Schleswig, het volgende landmark op
ons wacht: de huisjes in de oude viking-nederzetting Haithabu (Hedeby).
Het is nu een openluchtmuseum. We fotograferen het toegangspad en gaan
opzoek naar verkoeling.... |
|
|
|
LM 49, idillische ambiance bij
Hotel Restaurant Knapp |
Tegenover de
ingang van het viking museum ligt een uitspanning met de passende naam
Odin's Biergarten. Het bestaat uit een veldje met tafeltjes,
klapstoeltjes en enkele parasols. Het geheel is omringd door bars en
snackcounters. De stoeltjes in de schaduw zijn zonder uitzondering
bezet door bejaarde Duitsers, meest dames. Bij de ingang van de tuin
staat een bejaarde man die is voorzien van een console met enkele CD
spelers en luidsprekers. Hij draait een afwisseling van wat in
Duitsland doorgaat voor 70-er en 80-er jaren hits. Het geluidsvolume is
zodanig dat een normaal gesprek niet mogelijk is. De communicatie met
de bedien-dames verloopt dan ook moeizaam en er zijn zeker drie
bestelrondes en een half uur wachten voor nodig om alle gewenste
consumpties (ijskoffie, vruchtenijs en ijskoud water) op ons tafeltje
te krijgen. Na een uurtje op het houten stoeltje en in de tering herrie
heb ik het helemaal gehad met Odin en z'n biertuin, geef mij maar mijn
Italiaanse godin. |
LM
52, drukte en hitte bij Annie's Kiosk |
De
volgende etappe
is een lange: ruim 220 km naar Wismar. We besluiten tot zeven uur door
te rijden en dan een camping te zoeken, we zien wel hoever we komen.
Eerst richting Lübeck, waar we omheen moeten, Ed's Garmin
leidt ons
feilloos recht richting centrum... uhmmm, dat was niet de
bedoeling.
We stoppen aan de rand van de stad om rechtsomkeert te maken, toevallig
voor een groot spandoek waarop de tekst: MOTO ITALIA, Moto Guzzi,
Ducati, Aprilia. Dat spandoek zullen we nog vaker zien.
Eenmaal op de snelweg, die in een
grote boog om Lübeck heen voert, maken we redelijk kilometers. |
LM
45, toegangspad tot museum Haithabu |
Het
is nog steeds
behoorlijk warm, met m'n jas grotendeels open zit ik nog te zweten, het
vochtverlies en de "DJ" bij Odin's Biergarten hebben m'n koppijn geen
goed gedaan.
Klokslag zeven zoeken we een parkeerplaats op, om de
Zûmo een dichtbijzijnde camping te laten zoeken. Ed ziet
onder mijn
motor een ongezonde vlek olie liggen. Is die van mij? Dat kan toch
niet? Maar inderdaad, onder uit het koppelinghuis vallen dikke vette
druppels. Shitter-de-shit! Even de motorolie peilen. Hallooo! Alleen
aan het puntje van de peilstok hangt nog een minuscuul drupje. Gelukkig
heb ik een half litertje reserve bij me, dat ik eerst maar eens in het
blok mik. En wat nu? 'k Heb zo te zien veel olie verloren in weinig
kilometers, zo kom ik niet meer ver. Terwijl ik aan 't prutsen ben komt
Ed met een mededeling, er is iets met zijn voorband. Daar zit een bult
op. Als je er op duwt voel je binnenin de lucht tussen lagen rubber
heen en weer knisperen, OEPS! Deze klapband wacht alleen nog maar op de
klap, daar rijdt men niet graag mee en al helemaal niet op de snelweg.
Nu
is Ed ineens degene met een probleem en lijkt mijn olie-gedoe plots
maar futiel. Toch peil ik nog even of het halve litertje wat heeft
geholpen en wat zie ik? Véél te hoog. Huh? Nog
eens even goed kijken en
ja hoor… de gelekte olie komt niet uit het carter, maar uit
de bak.
Daarnet bij het peilen was de motorolie zó dun dat je hem
niet zag aan
het rottige glimmende peilstokje.
Met al dat gedoe is mijn
hoofdpijn op slag verdwenen. Gek is dat. OK, first things first, de
avond valt en we moeten eerst een overnachtingsplaats vinden, dan de
problemen oplossen. Mijn onvolprezen Zûmo vindt een camping
op 12,5 km
naar het noord-westen. Da's niet helemaal in onze richting, maar
‘t is
nog een paar kilometer snelweg en verder via binnenwegen te bereiken.
Zelden duurden 12,5 km zó lang, hemelsbreed klopt het
misschien, maar
over de weg was het zeker 25-30 km, steeds smallere weggetjes, op het
laatst pal tegen de zon in. Dan meldt mijn Zûmo:
“Ga aan boord
veerboot” Veerboot? Dàt was niet de afspraak.
Langs de weg zien we wel
toestanden die op campings lijken, maar dat blijken “besloten
clubs”.
Wat is dit hier? Nou, “dit hier” blijkt het
schiereiland “der Priwall”
bij de stad Travemünde. Hoewel de Zûmo vindt dat we
een veerboot moeten
nemen, wijst navraag bij voorbijgangers uit dat we ook aan deze kant
van het water waarschijnlijk wel een camping kunnen vinden. En zowaar,
rond negen uur staan onze tentjes op de “Strandcamping
Priwall” en
heeft Ed getest of zijn Beerenburger enige troost biedt. Even later
vinden we in een snackbar aan het Oostzeestrand ook nog een behoorlijke
maaltijd.
We hebben eerst de schade aan de overigens zeer goede band
nog eens grondig bekeken en komen tot de conclusie dat hij op een
scherpe punt moet zijn gereden. Achteraf bedenkt Ed dat hij al de hele
dag bij rustig rijden al iets voelde in zijn stuur, terwijl gisteren
alles normaal was. De schade moet dus gisteren op het laatst ontstaan
zijn: het moet haast wel zijn gebeurd op de Ebbevey van
Mandø. Duur
landmark, dat Redningsstationen.
|
2 juni, dinsdag: regeldag
Terwijl
Ed via de campingreceptie probeert een band te regelen, tap ik
voorzichtig de halve liter olie af, die gisteren teveel in het carter
terecht kwam. Ook check ik de bakolie, die blijkt netjes op peil.
Een
band vinden blijkt lastiger dan verwacht, vooral omdat we niet normaal
toegang hebben tot internet. Met de ouderwetse gele gids en een
mobieltje lukt het uiteindelijk een nabije dealer te vinden die binnen
24 uur voor vervangend rubber kan zorgen: Moto Italia in
Lübeck. Nu
moet Ed’s wiel daar nog heen, dat zou natuurlijk achterop de
V7 kunnen,
maar Ed regelt iets via de ANWB, die regelen weer iets via de ADAC,
zodat tegen het eind van de ochtend Ed’s complete SP richting
Lübeck
wordt afgevoerd. |
op de camping van Priwall
Travemünde, oude vuurtoren
|
Ed's
motor opgeladen
En
zo zitten we
als een stel pubers op een camping. Laten we even naar de haven lopen.
Even dat zeilschip van dichterbij bekijken. Even met het veerpontje
over naar de stad. Even een ijsje eten. Even de oude vuurtoren
fotograferen. Zo gaat de middag om. Inmiddels is een pittige westenwind
opgestoken. Ik maak me enige zorgen over Ed's tent, die open is blijven
staan, met de opening naar het westen... Bij thuiskomst blijkt dat een
buurman zich over de tent ontfermde, de boel weer overeind zette, de
luivel neerklapte, ritsen sloot en extra scheerlijnen spande. Die
avond slaat
het weer totaal om, de temperatuur keldert van 25 naar 13 graden,
’s
nachts volgen de plensbuien elkaar op in rap tempo.
|
Priwall: de 4-mast bark Passat
Ed's tent behoeft een extra
scheerlijntje |
|
|
|
3 juni, woensdag: een nieuwe band
en twee landmarks
Vanochtend
zal Moto Italia een nieuwe band binnenkrijgen en om Ed's voorwiel
monteren. Voor de zekerheid bellen we rond half tien even op en
inderdaad: de band is binnen en de motor zal om twaalf uur klaar staan.
Ons plan is nu als volgt: we pakken de tenten in en zetten de hele
bagage bij de camping-receptie. Vervolgens stappen we met z'n
tweeën op
mijn motor en rijden naar Lübeck. Daar pikken we Ed's motor
op, rijden
terug naar Priwall, pakken de bagage op en dan gaan we verder
landmarken. Op die manier moeten we vandaag nog wel twee of drie
landmarks kunnen pakken.
Amper heb ik m'n bed en binnentent
ingepakt, of het begint te plensregenen. Ed heeft een ruime voortent,
waar we kunnen schuilen en onze plannen heroverwegen. Goed, we laten de
tenten dus staan, rijden samen op mijn motor naar Lübeck,
halen Ed's
motor, rijden zonder bagage langs 2 landmarks, keren terug op de
camping en zien morgen wel weer verder. Zo gezegd, zo gedaan, met Ed
achterop het Texas-zadel van de V7 is bepaald oncomfortabel te noemen,
vooral voor hem, want hij zit op de bovenstang van het zadelrek. "Dit
is geen motor, maar een martelwerktuig." was één
van de vriendelijker
dingen die Ed onderweg in m'n oor brulde. Rond enen heeft Ed z'n motor
terug, alles fix, en schuilen we nog even onder de luifel van Moto
Italia voor de zoveelste plensbui. |
|
|
|
LM
32, Schwerin: standbeeld stier, wie van de twee, wil de ware landmark
32 opstaan? |
Op
een enkel
spetje na houden we het verder droog vanmiddag. Eerst rijden we van
Lübeck naar Schwerin, de hoofdstad van de deelstaat
Mecklenburg-Vorpommern. Dat de wegen in Oost-Duitsland minder goed
onderhouden werden dan die in het westen is hier goed te merken, diepe
wagensporen in het asfalt eisen de nodige concentratie, jammer,
daardoor heb ik maar weinig aandacht over voor deze mooie stad, die ik
best wat beter zou willen zien. In Schwerin moeten we landmark 32
fotograferen, op de landmarklijst omschreven als: "standbeeld stier".
Op een marktpleintje in het centrum staat een fontein die
geïnspireerd
is op een Meckelenburgs volksliedje over de koe (of os) van de pastoor,
maar het beest bovenop de fontein is toch duidelijk een stier. In de
tuin van het slot van Schwerin staat ook een beeld dat iets met een
stier te maken heeft, nl. van Herakles worstelend met de Kretenzische
stier, maar dat lijkt me toch veel meer een "standbeeld Herakles" dan
een "standbeeld stier", voor de zekerheid zetten we toch maar even de
toegang van het -voor motorverkeer gesloten- kasteel op de foto. |
|
|
|
LM
31, Wismar, Hotel & Italia Restaurant "Seestern" en omgeving.
De Zweedse invloed ligt er dik bovenop. |