Eénpitter Omzwervingen

home

knop zijspannen

knop publicaties

knop mijn motoren

knop reizen en treffens

knop links

knop actueel

knop contact

knop English

Na een revisie die een paar maanden langer duurde dan gepland, is mijn Nuovo Falcone toe aan een goede inrij-beurt. Het blok is voorzien van een nieuwe zuiger & cilinder, nokkenas & nokvolgers, lagers, primaire tandwielen, inlaat-tuimelaar, koppeling en een handvol klein spul. Verder zijn er wat verbeteringen aangebracht: het smeersysteem is versterkt met een oliepomp met vergrote capaciteit en een extern oliefilter, de contactpuntjes en centrifugaalvervroeger zijn vervangen door een elektronische Beck’s ontsteking en in de koplamp steekt een H4 unit afkomstig uit een VW Polo.

De eerste duizend kilometer heb ik in de noordelijke provincies gereden: Falcone-dag in Raalte, Oldtimerdag in Ruinerwold en wat ritjes naar Lauwersoog, Vriescheloo en Kiel-Windeweer. Begin september heb ik ruim twee weken de tijd om door Europa te zwerven en landmarks te bezoeken in het kader van de MGCN Landmark Rally 2009.

Op deze reis gaat -naast een stapeltje landkaarten- ook een Garmin Zûmo mee, die mij parmantig op het stuur zit toe te stralen. Zij houdt mij op de hoogte van de te kiezen wegen, maar ook van de snelheid van het falcoontje, die volgens de Zûmo meestal zo’n 10 á 20 km/u hoger is dan wat de Veglia meter in het cockpitje aangeeft. Blijkt de NF ineens tóch bijna 130 te kunnen, terwijl ik altijd dacht dat het bij 110 wel ophield.

Van serieuze reisplanning is geen sprake, 'k heb immers geen idee hoe de Falcone het zal houden. Ik wil proberen in België, Luxemburg, Frankrijk, Zwitserland en Italië elk minstens één landmark te bezoeken. Daarnaast heb ik een vaag idee om óf naar de Gorge de Verdon in de Franse Provence, óf naar de Franse westkust te rijden, of beide, dit alles afhankelijk van omstandigheden zoals het weer en het uithoudingsvermogen van mijn motorfiets.


kaartje landmarkrally reis september 2009

Vrijdag 28 augustus, Bommen Berend

Tegen het eind van de ochtend, midden tijdens de viering van Groningens Ontzet, ga ik op pad. Het falcoontje is beladen met kampeerspullen, kleding voor een week of twee-drie, een handvol reserve onderdelen en een flinke rol gereedschap. Die rol wordt door sommigen als overdreven goed gevuld beschouwd, maar ik kan u nu reeds verklappen dat weinig van het meegebrachte gereedschap ongebruikt zal blijven deze reis. Mijn eerste bestemming is Otterlo, waar de MGCN Klassieker Commissie voor de zesde keer het jaarlijkse Klassieker Kampeerweekend organiseert. In een uur of vier rij ik binnendoor naar de Veluwe. De Falcone maakt sinds de revisie andere geluiden dan vroeger, ik moet daar nog steeds aan wennen. Daarnaast heeft de motor rond de 70-80 km/u soms de neiging om in te houden, alsof er ineens een krachtige vlaag tegenwind is. Dan ga je dus ieder tikje horen en ieder trillinkje voelen en met enige regelmaat twijfel ik aan de kundigheid van mijn gesleutel. Ik ben ook nog niet helemaal overtuigd van de vervroegings-karakteristiek van de Beck’s ontsteking. Eerlijk gezegd heb ik tot de dag voor vertrek getwijfeld of ik niet beter met de V7 op stap kon gaan.

Maar goed, Otterlo haal ik zonder problemen en het is weer dik de moeite waard. Die avond wordt het hartstikke gezellig, ondanks- of misschien wel dankzij- het noodweer dat boven ons losbarst. Het raast en dondert alsof Bommen Berend persoonlijk van Groningen naar Otterlo is gekomen. De clubtent is gelukkig goed vastgezet en met stijgende vrolijkheid -en soms ook wel verontrusting over de water- en wind-vastheid van onze tenten- zitten we met z’n allen aan de lange tafels en voorzien ook de inwendige mens van het nodige vocht. 

Falcone Compressore

hier past slechts handenwrijven
Klassieker Kampeerweekend 2009

line-up
sleutelen aan de Nuovo Falcone van Jang

dit varkentje zullen wij wel even wassen

Zaterdag 29 augustus, rustdag

Het noodweer is ’s nachts uitgeraasd en de ochtend breekt aan met een waterig zonnetje, dat ondanks een enkele bui, in de loop van de dag in kracht toeneemt. Ik maak me eerst wat zorgen dat de opkomst zal tegenvallen, maar gelukkig krijg ik ongelijk. Een mooie selectie ouwe Guzzi's arriveert op de camping, waaronder Leo Volmer's Falcone Compressore (*LV0002*) die terecht veel aandacht krijgt. De meeste klassiekers komen op eigen kracht, maar Jang is onderweg met pech blijven steken met zijn -speciaal voor gitaarvervoer aangepaste- Nuovo Falcone. Dankzij de mobiele telefoon en Hans Bok's paardentrailer komt Jang toch met zijn Falcone naar camping de Zanding. Het lijkt erop dat hij zonder stroom zit, dus wordt een acculader opgescharreld. Maar er is meer...! ook mechanisch klopt er iets niet, want het blok heeft geen enkele compressie. Tijd voor een openbare sleutelsessie, compleet met publieke tribune. Het euvel wordt veroorzaakt door gebrek aan klepspeling, waardoor een klep niet meer volledig sluit. Rob(bedoes) verhelpt het probleem vakkundig en in no-time, onder aanmoediging van de samengedromde klassiekerkampeerders. 's Avonds laat Jang horen dat hij niet voor niets een gitaar heeft meegebracht.

galgenheuvel Roermond

LM 107, de galgenberg
in Roermond

Zondag 30 augustus, de laatste Nederlandse en de eerste Belgische landmarks

Deze ochtend word ik al vroeg door de zon gewekt. Na een warme douche begin ik alvast met het inpakken van de kampeertroep. De buitentent heeft wat meer tijd nodig om te drogen, dus die blijft nog even staan. Ik doe het rustig aan bij het ontbijt, dat in de clubtent wordt verzorgd compleet met een gebakken eitje, wat een luxe!
Ruim na elven zitten m'n spullen dan eindelijk droog in de tassen en ga ik op weg, eerst richting Limburg, daar zijn de laatste twee Nederlandse landmarks die ik nog niet bezocht.
moordkruis Putbroek

LM 108, een 78 jaar oude
crime scene bij Echt
Ze zijn beide nogal cryptisch omschreven, maar een beetje googelen onthult al gauw dat op de Roermondse galgenberg “in 1613 de heksenhamer 64 keer toesloeg” (LM 108) en dat de 78 jaar oude “crime scene” bij Echt wordt gemarkeerd door een crucifix met belendende treurige beelden (LM 107). Beide landmarks zijn gemakkelijk gevonden en halverwege de middag rij ik de grens over, om in Tongeren eindelijk mijn eerste Belgische landmark te bezoeken (LM 6). Het is een standbeeld van het Gallische stamhoofd Ambiorix, die het waagde in het jaar 54 v.Chr. tegen Julius Caesar in opstand te komen. Het beeld staat op een centraal plein en is omringd door cafés met terrasjes. Ik weersta deze verlokkingen en ben binnen tien minuten weer op pad; met een boogje om Luik heen naar de Ardennen.
Ambiorix in Tongeren

LM 6, Tongeren: standbeeld
van Ambiorix
In de heuvels loopt de bejaarde Guzzi aanzienlijk rustiger dan op de vlakte; het inhouden is nagenoeg verdwenen, gek is dat. In een uurtje rij ik over steeds kleinere slingerweggetjes naar het dorpje Rahier, om daar het oude kerkje te fotograferen (LM 7). Van daar is het nog ruim een half uur naar Vielsalm, waar ik -net als twee jaar terug- onderdak vind in de Motorherberg "Baton Rouge" van Ben en Het. Die avond vind ik aansluiting bij een viertal noordelingen die een weekend in de Ardennen komen toeren. Dat is natuurlijk het grote voordeel van verblijf in een specifieke motorrijders herberg, waar je gemakkelijk contact legt met gelijk- gestemde zielen. kerkje van Rahier

LM 7, het oude kerkje
van Rahier

Maandag 31 augustus, een vier landen rit

Die ochtend maak ik in Baton Rouge geen haast, vertrek uiteindelijk om half twaalf uit Vielsalm richting Kylburg in de Duitse Eifel, waar de Stiftskirche als landmark 38 is aangewezen. Dan gaat het richting Luxemburg langs een schitterende slingerweg naar een kleine waterval –de “Schiessentumpel”- (LM 96) die om twee uur op de foto staat.’t Is er lekker koel onder de bomen, ideaal voor een korte lunchpauze.

Stiftskirche Kyllburg

LM 38, Kyllburg,
de Stiftskirche
Dan ga ik weer richting Duitsland, naar het Saarland om in Kirkel-Neuhäusel de plaatselijke burchtruïne te fotograferen (LM 40), wat zo rond een uur of vijf wel min of meer is gelukt.Het spitsuur is inmiddels volop losgebarsten en ik neem een stuk snelweg om een paar steden in dit dichtbevolkte gebied te omzeilen. Het falcoontje moet er nu behoorlijk aan trekken, maar houdt zich goed.  Als de motor hard moet werken, eerst in de heuvels en nu ook op snelweg, heeft hij van dat hinderlijke inhouden juist opvallend weinig last.  Vlak onder Saarbrücken passeer ik de Duits-Franse grens en vanaf daar pik ik de Route National N74 richting Liverdun, een tiental km’s ten noordwesten van Nancy. Aan een bocht van de rivier de Moezel staat daar een nogal vervallen kasteel dat zo te zien is opgedeeld in appartementen. Het is het Château de la Flie, landmark 82. Even voor acht uur rol ik de motor op een plekje in de parkeerkelder van het B&B hotel in Frouard, net ten westen van Nancy. Het is zo’n typisch Frans snelweg-
hotel, maar ’t is niet duur, de motor staat veilig binnen en er is een prettig restaurant vlak om de hoek. Na het afladen van de bagage smeer ik de ketting en die blijkt na de smeerbeurt behoorlijk slap te hangen.
Schiessentumpel

LM 96, de waterval
Schiessentumpel
bij Müllerthal
de Burgruïne van Kirkel-Neuhäusel

LM 40, de Burgruïne
van Kirkel-Neuhäusel
Liverdun, Château de la Flie

LM 82, LIverdun,
Château de la Flie


Dinsdag 1 september, donkere wolken pakken zich samen boven mijn prille geluk

's Ochtends span ik eerst even de ketting, in de koelte van de parkeerkelder. Als ik na het ontbijt weg rijd, zit op de eerste de beste rotonde de middenbok aan de grond, wat is dàt nou weer? De uitlaat, die ik had gedemonteerd om het kettingspannen wat te vergemakkelijken, zit iets te ver op de bocht geschoven, waardoor deze in de clinch raakt met de stander. Goed, even bagage afladen, gereedschap uitpakken, twee boutjes lossen, uitlaat een tik verkopen, alles weer vast, inpakken, opladen, klaar, een kleine inspanning van nog geen 10 minuten en het zweet loopt me inmiddels af.
Maar het is allemaal niet voor niets geweest, want de Falcone loopt vandaag als een zonnetje, het inhouden is helemaal weg. Dat fenomeen hangt blijkbaar samen met de ketting; resonantie, "kettingklimmen", wie zal het zeggen, in elk geval ligt het niet aan het blok of de ontsteking of zoiets en dat is een hele geruststelling.
Met frisse moed rij ik een kleine 100 km naar het Oosten, om in de noordelijke Elzas bij de buurtschap Grand-Soldat het stationnetje van een toeristisch smalspoortreintje te fotograferen (LM 85). Dat is rond het middaguur gepiept. Na een lunchpauze onder het afdak van de uitgestorven treinhalte ga ik op weg naar het zuiden. Veertig kilometer en een handvol colletjes, waaronder de Col de Donon en de Col du Praye brengen mij op een parkeerterrein midden in het Forêt des Bois Sauvages (woeste bomen woud). Daar zoek ik een kapelletje bij een meer (Chapelle du Lac de la Maix, LM 93), maar 'k heb het niet gevonden. Wèl een wandelaars-wegwijzerbordje waarop de kapel vermeld staat, na een kwartiertje vergeefs zoeken heb ik dàt maar op de foto gezet.
treinhalte Grand-Soldat

LM 85, de treinhalte Grand Soldat
Die middag wordt het broeierig heet. Ik rijd nog in de volle zon, maar in het westen pakken zich dikke zwarte wolken samen. Op weg naar het fort Haut Koenigsbourg (LM 59), moet ik bij een rotonde even vol in de remmen en meteen daarna kan ik het falcoontje aan de kant zetten, de voorrem zit muurvast.  Potver-de-potver, heb ik thuis de remmerij zo netjes schoon gemaakt, alle draaipunten in een dun laagje vet gezet en de kabel gesmeerd en nou zit de boel tòch weer vast. waar is la Chapelle du Lac de la Maix?

Waar is LM 93, de Chapelle
du Lac de la Maix?
OK, bagage afladen, busje kruipolie uit de zijtas opvissen, de draaipunten inspuiten, remsleutels heen en weer bewegen, helpt niks, gereedschap uitpakken, remkabel lossen, nu is er veel meer ruimte en inderdaad, na een half uurtje gedoe zit er weer beweging in het voorwiel, is het gereedschap weer ingepakt en de bagage weer opgeladen en kan ik weer verder.
Even na vieren kom ik aan bij het enorme fort Haut Koenigsbourgh, dat vanaf een hoogte van zo'n 800 meter een fantastisch uitzicht heeft over de Rijnvallei tot het Zwarte Woud. Ik rij tot de toegangsweg en stap af. Onmiddellijk verschijnt een jong politieagentje, die mij sommeert elders te parkeren. Ik leg uit dat ik alleen één foto wil maken van m'n motor bij het kasteel. Dan verschijnt een tweede agent op het toneel, die er op staat mij met mijn oude Guzzi te vereeuwigen tegen de achtergrond van Haut-Koenigsbourgh, de Franse politie is je beste vriend.
Het is nog steeds bloedheet, maar de lucht is helemaal dichtgetrokken, onweer rommelt boven de bergen en ook bij Haut-Koenigsbourgh beginnen de eerste dikke druppels te vallen.
Haut Koenigsbourgh

LM 59, kasteel Haut Koenigsbourg
Ik voel me smerig, hongerig en moe. Tijd voor onderdak met douche, voedsel en bed. Toevallig weet ik wel wat: Auberge de la Fourmi, bovenop de Col de Hundsruck bij Thann, daar ben ik twee jaar geleden al eens toevallig terecht gekomen en nog een bezoek daar spreekt me wel aan. 't Is nog zo'n 90 km rijden, anderhalf uur onder steeds donkerdere luchten. Als ik even na zessen via een kruip-door-sluip-door weggetje vanuit Thann "de Fourmi" heb bereikt, lijkt het laat in de avond, zó donker is het.

 

Woensdag 2 september, een dag vakantie in de Vogezen

Toen ik twee jaar terug de Vogezen passeerde, kwam ik 's avonds aan en vertrok de volgende ochtend alweer, daarom besluit ik dit jaar wat langer van dit schitterende gebied te genieten. Ik blijf een extra dag in de Fourmi en kan vandaag relaxed zonder bagage de resterende twee Vogezen-landmarks opzoeken en nog wat colletjes rijden. Dit is echt genieten, het eerste landmark vandaag is de Barrage d'Alfeld (LM 70), een stuw bestaande uit twee dammen, die eind negentiende eeuw nog onder de Duitse keizer Wilhelm II geconstrueerd werden. Ik maak een wandeling langs het stuwmeer dat er vredig bij ligt, ik heb hier de wereld voor mezelf. Zo te zien staat het water nogal laag. Een uurtje later passeer ik de vergane glorie van het voormalige mijnstadje Plancher-les-Mines, via een kronkelige landweg rij ik richting een paar aardige watervalletjes met de fraaie naam Cascades de la Goutte des Saules (LM 71), 't laatste stuk moet ik even lopen, maar 't is de moeite waard. Ook hier neem ik lekker de tijd en maak een wandeling. 's Middags zwerf ik door de Vogezen via allerlei minuscule "routes forestières" tot ik ineens aan de voet van de Ballon d'Alsace sta. Tijd voor een hernieuwde kennismaking met de Col de Ballon, dit keer is er voldoende licht om een foto te maken van het monument op de top.
Auberge de la Fourmi

Auberge de la Fourmi
Barrage d'Alfeld

LM 70, de Barrage d' Alfeld
bij Sewen
Cascades de la Goutte des Saules

LM 71, Cascades de la
Goute des Saules
Kunst bij Plancher-les-Mines

Houtsnijwerkje bij
Plancher les Mines
Monument op de Col-du-Ballon

Monument op de Col du
Ballon d'Alsace


Donderdag 3 september, drie Zwitserse landmarks

Midden in de nacht word ik gewekt door een voorbij denderende goederentrein. Huh? Bij nader inzien wordt de herrie veroorzaakt door de wind in de bomen en de regen die op de daken van de herberg neerplenst. Vannacht is de herfst begonnen! Gisteren heb ik bij landmark 71 op een bordje gelezen dat er in dit gebied ruim anderhalve meter regen per jaar valt, nou volgens mij komt zeker de helft daarvan in de loop van deze nacht naar beneden, het stuwmeer van Alfeld zal nu wel weer op peil zijn. Bladeren en takken worden van de bomen gerukt, 's ochtends ligt de weg ermee bezaaid. Volgens het weerbericht zou het verder naar het zuiden beter moeten zijn, daarnaar ga ik dan maar op zoek. Gehuld in regengoed verlaat ik de herberg, onder afkeurend gemompel van de overige gasten. Voorzichtig daal ik de Col de Hundsruck af richting Thann, de weg is glad van de bladeren en de wind komt met vlagen, dan eens van links, dan weer van rechts (kronkelweg hè). Eenmaal op de vlakte is het inderdaad minder onstuimig, eerder miezerig. Ik kies de binnenwegen richting de Doubs vallei, het grensgebied van Frankrijk en Zwitserland. Het weer blijft een afwisseling van miezeren en plenzen, maar meer naar het oosten meen ik wat licht tussen de bewolking te zien, dat is dus richting Zwitserland. Die kant maar op dan? Ach, waarom ook niet, ik kan immers ook via Zwitserland naar 't zuiden rijden en en-passant wat landmarks oppikken die ik eigenlijk op de terugreis had willen doen.
Tussen Frankrijk en Zwitserland bestaan ook onbemande grensovergangen, één daarvan is de brug over de Doubs bij "la Goule", dat komt goed uit, want deze brug is landmark nummertje 16. Terwijl ik de eerste foto maak krijg ik een schop in m'n knieholte en zit ik ineens op m'n knieën. Naast me ligt de Falcone op de grond. Blijkbaar heb ik hem niet zorgvuldig geparkeerd en is hij van de stander gerold. 't Is allemaal niet zo erg, geen schade, alleen de vertanding van de kickstarter zit klem en deze moet even met een schroevendraaier worden losgewrikt.
Dit lukt uiteraard pas na demontage van het vliegwieldeksel. OK, niet erg, maar ook niet zo leuk in de regen. Alles weer inpakken, foto's maken, vertrekken, SCHRAAP, wa's dat nou weer? Het vliegwiel loopt aan tegen de voetsteun, die ik blijkbaar wat te hoog heb vastgezet, een krachtige trap op het stepje is gelukkig genoeg om het euvel te verhelpen.
Van la Goule gaat het omhoog naar een 1.600 meter hoge, langgerekte bergkam met de fraaie naam La Chasseral. Het schijnt dat hier op de top ergens landmark nummer 13 de hoogte in steekt, een enorme zendtoren van de Zwitserse telecom, maar ik kan de aanwezigheid van die toren niet bevestigen. Boven ca. 1.200 meter razen de wolken over de bergkam, het zicht is nog geen 25 meter. Met goed weer moet het uitzicht hier adembenemend zijn, mijn adem wordt me vooral benomen door een keiharde wind die over de berg dendert. In dikke mist maak ik wat foto’s van wegwijzerbordjes waarvan ik weet dat ze minder dan 50 meter van de zendtoren afstaan en begin dan nat en rillend aan de afdaling aan de oostkant van het Juramassief en inderdaad, na enkele honderden meters daling klaart het op en word ik getrakteerd op schitterende uitzichten op de Bieler See en het Meer van Neufchatel. Ik neem een weggetje tussen beide meren door en rij in een uurtje naar Payerne om daar de abdij te bezoeken, landmark 21.
la Goule

LM 16, de brug van la Goule
la Chasseral

LM 13, de zendtoren Chasseral
in de wolken gehuld
Payerne

LM 21, de Abdij van Payerne

Inmiddels is ook hier de lucht dichtgetrokken, loodgrijze wolken kolken boven mijn hoofd en het gerommel dat in de verte begon komt nu heel dichtbij. Mijn plan is om via twee landmarks bij de Franse stad Pontarlier door te rijden richting de Provence. Via Yverdon aan de zuidelijkste punt van het Meer van Neufchatel rijd ik weer het Jura-gebergte in, over de Col des Etroits naar La-Cluse-et-Mijoux. Dit moet een schitterende weg zijn, maar nu komt hier in de bergen de regen met bakken naar beneden en de Falcone begint te sputteren alsof de benzine op is. Ik vind een tankstation dat gelukkig mijn creditcard accepteert, want Zwitserse franken heb ik nog niet. Met 14 liter is de tank al vol, dus brandstofgebrek is niet de oorzaak van het gesputter.
Ik draai de schroef onderaan de vlotterkamer los om eventueel water te draineren (bagage afladen, gereedschap uitpakken, gereedschap inpakken, bagage opladen), dit biedt wel enig soulaas en zonder al te veel problemen beklimt het falcoontje nu de Jura-passen. Mijn Zûmo verslikt zich in de kleine bergwegen en soms moet ik rechtsomkeert maken omdat de gekozen route eindigt op een boerenerf. Rond een uur of vier heb ik er genoeg van, wat goed uitkomt, want ik rijd nèt Pontarlier binnen langs een hotel-restaurant. Men heeft nog een kamer vrij en even later hangt mijn natte goed te drogen, terwijl ik in een heet bad lig op te warmen.


Vrijdag 4 september, water en wind

Deze ochtend vertrek ik bijtijds, nadat ik eerst de ketting weer eens onder handen heb genomen en nogmaals de vlotterkamer heb gedraineerd. Het is bewolkt, maar droog en vlotjes rij ik naar het eerste landmark vandaag: de bron van de rivier de Loue bij het dorpje Ouhans (LM 63) even ten noorden van Pontarlier. 't Is wel even een stukje lopen, maar dan heb je ook wat. Uit een grot onderaan een enorme kalksteenrots komt een rivier naar buiten. Rond de grot en de rivier staan de ruïnes van allerlei voormalige waterhuishoudkundige bouwwerken. Om kwart over tien staat de boel op de foto en begin ik aan de terugwandeling, inmiddels daalt een zachte motregen op mij neer.
Het volgende landmark, weer een bron, ligt net ten zuiden van Pontarlier bij het meer van Saint-Point. Op weg erheen passeer ik het hotel waar ik overnacht heb. Ik stop er even om onder een afdak m'n regenbroek aan te trekken. De motregen is overgegaan in een volwaardige plensbui.
Een kwartiertje later gutst het water in vlagen over de weg, aangejaagd door serieuze rukwinden. M'n bril beslaat, met enige moeite kan ik er schuin overheen kijken, waarbij ik mijn hoofd wat scheef moet houden, hetgeen er weer toe leidt dat een straaltje water  langs m'n hals via m'n navel de weg naar mijn kruis weet te vinden. Gelukkig begint de motor te sputteren, waardoor ik me gedwongen voel bij het eerste-het-beste bushokje te stoppen en even te schuilen, wat dan weer goed uitkomt, want dat bushokje blijkt bij het gezochte landmark te staan. Na een half uurtje klaart het voldoende op om even gauw naar de Source Bleue (LM 76) te lopen en mijn foto's te maken.
Source de la Loue

LM 63, Source de la Loue
bij Ouhans
Amper ben ik weer op weg naar het zuiden, of de regen komt opnieuw met bakken naar beneden. Oh wat ge-niet-NIET-NIET ik weer! Dus dìt is nou vakantie? Als ik dan tòch nat moet worden, dàn liever in een warm ligbad, waarvan ik me er plots eentje herinner in het hotel van afgelopen nacht. Ik wend het stuur van de haperende Falcone weer noordwaarts en om een uur of één sta ik voor de derde keer vandaag op het parkeerterrein van het hotel aan de rand van Pontarlier. Die middag besteed ik aan eten, badderen en het grondig herzien van m'n reisplanning. Volgens de weersverwachting blijft het in zuid Frankrijk voorlopig nat, terwijl voor het oosten niets dan goeds wordt voorspeld. Source Bleue

LM 76, la Source Bleue
bij Malbuisson

Zaterdag 5 september, Luctor et Emergo

In plaats van zuid ga ik oost, opnieuw naar Zwitserland, via Fribourg en Thun naar Interlaken en dan langs het riviertje de Lütschine richting Lauterbrunnen. Het is schitterend weer, de geuren in de lucht zijn overweldigend. Wat is dat toch met die (Alpen-)dalen dat ze zo bijzonder ruiken? In Lauterbrunnen is het een drukte van belang, geen wonder, want het is hier schitterend. Het stadje ligt ingeklemd tussen de haast loodrechte bergwanden van het Lauterbrunnental. Links en rechts storten riviertjes van de steile wanden, als verwaaide sluiers in de wind. Eén ervan –de Staubbachfall- is het landmark van vandaag (LM 12). Ik rijd wat door het dal en kort na het middaguur vind ik een goede hoek om motor èn waterval samen netjes op de foto te krijgen. Na een korte lunchpauze begin ik aan de eerste hoog-gebergte-etappe op weg naar het landmark van morgen. Eerst gaat het nog een stukje naar beneden, richting Meiringen. Bij het afdalen heeft de motor bij vlagen opnieuw de neiging over te slaan, dat kan nu toch echt niet aan de regen liggen. ’t Is niet heel ernstig en als ik een poosje goed het gas er op houd gaat het helemaal over, misschien komt er bij het afdalen uit de bergen wat koolaanslag op de bougie die er even afgebrand moet worden.
Vanaf Meiringen neem ik de spectaculaire Grimselstrasse die de loop van de rivier de Aare volgt en letterlijk zijn hoogtepunt bereikt op de Grimselpass (2.165 m.). Tot een hoogte van ca. 1.900 meter is het echt genieten, dan krijgt het falcoontje het ineens erg moeilijk, begint te knallen en te puffen en verliest veel vermogen. Vooral in de tunnels en galerijen hou ik m’n hart vast, als ik hier maar niet blijf staan! Het gaat gelukkig goed en ik bereik de top van de pas met veel geraas in de tweede versnelling. Ik stop bij de uitspanning om de motor even te laten afkoelen en maak een wandelingetje. Als ik weer wil starten blijkt het blok helemaal geen compressie te hebben, ik krijg hem dan ook niet aan de praat. Dit brengt meteen herinneringen boven aan afgelopen klassiekerkampeerweekend en de openbare sleutelsessie aan Jang’s Nuovo Falcone. Zou het kunnen zijn dat de koppakking van mijn falcoontje zich nog wat heeft gezet, ook al heb ik de kopbouten al twee maal na getrokken en dat daardoor de klepspeling te klein is geworden? Ik laat het blok nog een kwartiertje afkoelen en draai het klepdeksel los en inderdaad hebben de kleppen geen speling, maar ja het blok is nog niet helemaal koud. Op gevoel zet ik beide stelboutjes een tikkie ruimer, trap op de kickstarter en hé presto ... er is weer compressie en hij laat zich weer moeiteloos starten!
Lauterbrunnen

LM 12, Staubbachwasserfalle
bij Lauterbrunnen
Grimselpass

Stuwmeer op de top
van de Grimselpass
Hotel Post in Lax

Hotel Post in Lax

Ik sukkel rustig de Grimsel af naar Oberwald, de eerste kilometer of zo loopt de oude éénpitter nog wat hakkelend, maar dan gaat-ie weer als vanouds. Ik neem de Furkastrasse richting Brig en tukker rustig een klein uurtje door het Rhônedal, terwijl allerlei gedachten door mijn hoofd spoken. Eén ding staat vast: ik heb geen zin in een verbrande klep, moet dus vooralsnog de boel niet te zwaar belasten en zo gauw mogelijk netjes afstellen. Rond vier uur passeer ik in het dorpje Lax het Hotel Post, waarover ik toevallig een positief stukje gelezen heb op motor-forum.nl. Het besluit is snel genomen om hier te overnachten en morgenochtend –na grondig afkoelen- de vereiste afstelwerkzaamheden uit te voeren.

Als ik later die middag op het terras van een grote pils zit te genieten, komt een Brits stel op een BMW R80 bij het hotel aan. Zij zijn het laatste uur al naar onderdak op zoek, alle betaalbare hotels in de omgeving zitten vol. Gelukkig heeft “Post” nog één kamer beschikbaar. Die avond breng ik door in buitengewoon plezierig gezelschap van Gordon en Michelle, die me op het hart drukken langs te komen in hun woonplaats Paignton, in South Devon, om hun te bezoeken en het BMAD motorevenement mee te maken.


Zondag 6 september, Zwitserland - Italië - Zwitserland

’s Ochtends moet ik de klepspeling nog een tikkie bijstellen, dat is samen met het tikkie van gisteren naar ik schat totaal ca. 1/10 mm voor beide kleppen, die hebben dus echt te krap gestaan, zou hiermee de oorzaak van het slechte klimmen zijn weggenomen?
Het volgende landmark is een sterrenkundig observatorium op het dak van een hotel bovenop de 3.135 m hoge bergrug Gornergrat (LM 20). Dit landmark is alleen per tandradtrein te bereiken (te voet kan ook, maar dan moet je héél veel tijd hebben), het station ligt op 3.089 m hoogte en is daarmee het op-één-na hoogst gelegen spoorwegstation in Europa. Het stadje Zermatt, vanwaar de trein naar Gornergrat vertrekt, is strikt vrij van motorverkeer en staat zelfs niet open voor oude Moto Guzzi’s (schande). De laatste per motor bereikbare plaats is het dorpje Täsch. Daar maak ik een paar foto’s van de voor mij verboden weg naar Zermatt. Voor de zekerheid ga ik nog even navragen in een hotel, waar men bevestigt: boete op doorrijden 500 franc.
Täsh: de weg naar Zermatt

De weg naar LM 20, gesloten voor
motorverkeer zonder vergunning,
Gornergratbahn

dan maar met de trein naar...

Gornergrat

LM 20, het observatorium
van Gornergrat.
Eigenlijk wil ik alleen weten of Gornergrat ergens vanuit hier te zien is, al was het maar als speldenknop aan de horizon … nee dus. De receptioniste overtuigt me dat ik zo’n mooie heldere dag niet mag laten lopen om de Matterhorn te zien. Mijn motor kan met bagage en al voor vijf Zwitserse francs veilig in de hotel-garage. Ik wandel naar het station van Täsch, precies op tijd om op het shuttle-treintje naar Zermatt te stappen. Nog een half uurtje later zit ik in een oud tandradtreintje mijn ogen uit te kijken naar de oogverblindende uitzichten. De hotel-dame heeft 100% gelijk, het bezoek aan Gornergrat is spectaculair. De lucht is glashelder en de Matterhorn staat trots en gestoken scherp met zijn volle 4.487 meter in de zon te schitteren. Bij het landmark wemelt het van de toeristen, waarvan er wel eentje me even wil kieken. Op de terugreis doorkruis ik in Zermatt, op weg van 't ene naar 't ander station, een festival van streekklederdrachten of zoiets en daarmee wordt me meteen duidelijk waarom alle hotels in de omgeving vol zitten. Om een uur of drie haal ik de oude Guzzi weer uit het hotel en vervolg mijn reis richting Brig en Simplonpas, met als doel voor de avond ergens in de buurt van Locarno uit te komen.
Gornergrat station

Zicht op de Matterhorn
vanaf LM 20

Zermatt festival

feest in Zermatt
Simplonpass

op de Simplonpass
De rit over de Simplon gaat een stuk beter dan gisteren over de Grimsel, maar nog steeds heeft de Falcone het boven de 1.900 meter erg moeilijk, verliest veel vermogen en wordt erg lawaaierig. Na een korte stop op de Simplon daal ik af door de Gondoschlucht en vlak voor het Italiaanse Domodossola kies ik de prachtige -maar op zondag erg vermoeiende- weg door de Centovalli richting Locarno. De overgangen van de grens komen ook duidelijk in de kwaliteit van het wegdek tot uitdrukking. Het is maar 65 km, maar na ruim een uur -vlak voor zonsondergang- val ik van vermoeidheid haast van m’n motor. Dat is in het Zwitserse dorpje Cavigliano, toevallig precies voor de deur van Ristorante “Bella Vista”, dat zijn naam eer aandoet en waar men ook kamers voor de nacht verhuurt. Het leven kan heel mooi zijn. Die avond geniet ik op het terras van espresso en grappa terwijl een paar oude Zwitserse heren bij me komen zitten om te praten over de motoren waarop ze zelf vroeger reden. Met name de kwaliteiten van de Horex Imperator en de Condor boxers worden hoog geprezen.

Maandag 7 september, het verste punt

Van Cavigliano rijd ik naar het noorden eerst zo’n 30 km door de Valle Maggia, een prachtige weg met lange vloeiende bochten, dan nog zo’n 10 km en 15 haarspeldbochten omhoog in de Val Lavizzara naar het stadje Mogno. Daar staat de Chiesa di San Giovanni Battista (LM 18) een in het oog springend kerkje van marmer en graniet, gebouwd rond het jaar 1995 als vervanger voor de oude kerk die in 1986 door een lawine is verwoest. Mogno is auto-luw, alleen motorisch toegankelijk voor vergunninghouders. Ik parkeer buiten het verstilde dorpje en wandel het laatste stukje, wat beslist geen straf is.

Cavigliano: Ristorante "Bella Vista" "Bella Vista" Mogno: Chiesa di San Giovanni Battista
Na Mogno moet ik het eerste uur dezelfde route terug, daarna via Locarno en Lugano richting Menaggio, waar ik de veerboot neem over het Comomeer naar Varenna. Tijdens het wachten op de boot raak ik in gesprek een Duits gezin dat met hun auto voor me staat in de rij. Ze voorzien me van een broodje kaas en drinken, hetgeen ik in dankbaarheid aanvaard. Pa blijkt V65 rijder, hij is in het voorjaar nog met wat maten in deze omgeving wezen motorrijden. Hij vertelt me dat de Moto Guzzi fabriek momenteel dicht is, inclusief het museum. Dàt is balen, kwam ik twee jaar geleden nèt na sluitingstijd, arriveer ik nu wel op tijd, maar is de tent gewoon geheel gesloten! Een uurtje later in Mandello del Lario ga ik meteen op zoek naar Ristorante ”Al Verde” (LM 94), in plaats van eerst naar de fabriek te gaan zoals ik van plan was. Met behulp van Zûmo en wegwijsbordjes vind ik het landmark een stuk gemakkelijker dan verwacht; om klokslag drie uur sta ik bij Al Verde voor de deur mijn foto’s te maken. Een ober komt een praatje maken en vertelt dat het Moto Guzzi museum wèl open is, van drie tot vier, dat is dus nu! Ik haastje-rep-je naar de fabriek en inderdaad de grote rode deur schuift een stukje open. 


Ristorante "Al Verde", Mandello del Lario


LM 94, Albergo Ristorante "Al Verde"
bij Mandello del Lario
Binnen gebaart iemand dat ik de oude falcone onder het raam naast de poort kan parkeren, waar hij er een oogje op zal houden. Ik onderteken de petitie van personeel om de Moto Guzzi productie in Mandello te behouden. De fabriek lijkt verlaten, een paar mannen zijn wat vage spullen aan het inpakken, van productie lijkt geen sprake. Het museum is zoals een fabrieks-museum hoort te zijn, bijna alle typen netjes op een rij, gerangschikt naar bouwjaar en gebruiksdoel, met een prominente plek voor de roemruchte racers. Ik kan het niet helpen, maar ik heb een voorkeur voor de werkpaarden zoals de militaire machines en de driewielers.Na het museumbezoek ga ik naar Agostini om een nieuwe rem- en koppelingkabel te kopen. Ik raak met de verkoper aan de praat over hotels en pensions in Mandello, wat er op uitdraait dat hij Al Verde belt om daar een kamer voor met te regelen.
En zo rijd ik even later voor de tweede keer vandaag naar Al Verde. De laatste 100 meter gaat het super steil naar beneden en precies daar begint mijn oliedruklampje te branden, beneden aangekomen gaat het weer uit. Hmmm, misschien wat laag oliepeil? Valt mee, toch maar even het laatste beetje reserve olie erbij gegooid. 
voor de poort

voor de poort in Mandello del Lario

Guzzi Parodi (GP)

in het Moto Guzzi museum,

de oer-Guzzi "GP"
Moto Guzzi Museum

rijtje ouwetjes in het Moto Guzzi museum
Moto Guzzi V8
 
de roemruchte 500cc V8
Moto Guzzi Superalce

Superalce
Moto Guzzi Nuovo Falcone Polizia

Nuovo Falcone
Morgen zie ik wel weer verder.  Eerst douchen, omkleden en een bier op het terras. Terwijl ik mijn pils zit te genieten komt een Duitse Stelvio NTX 1200 aanrijden, spiksplinter nieuw. De berijder blijkt Knud te heten, hij was bij Agostini en de verkoper daar had even naar Al Verde gebeld …  Knud blijkt plezierig gezelschap, hij kent deze omgeving goed en geeft me heel wat tips voor de terugreis door Zwitserland.

Dinsdag 8 september, wat kan een mens toch prutsen!

Eerst monteer ik de nieuwe remkabel, daarna ontbijt ik met Knud, maak me klaar voor vertrek en neem afscheid. Op het steile stukje naar boven knippert het oliedruklampje weer. Ik rij naar Guzzi-onderdelen paradijs Stucci om voor de zekerheid een nieuwe oliedrukzender te kopen, maar zij hebben er geen op voorraad - had ik maar verder gezocht! Bij een tankstation in Mandello koop ik een liter olie en vul het carter tot het bovenste streepje op de peilstok. Zo hou ik nog een half litertje over op reserve.
In Varenna pak ik het veer naar Bellagio, deze boot is landmark 95. Als ik van boord ga om op de wal het stationsgebouwtje te fotograferen, ontdek ik dat deze boot doorvaart naar Menaggio. Héé héé daar wil ik ook heen! Gauw de motor weer aan boord duwen en een kaartje kopen op het schip (duurt ongeveer 10 minuten, om alle stempels te zetten).
In Menaggio neem ik de weg langs de westoever van het Comomeer naar het noorden, maar ik kom niet ver, nog in de stad knapt in één klap de koppelingkabel. Geen probleem toch? Gisteren kocht ik nog een nieuwe. Jammer, het tonnetje van de nieuwe originele kabel past niet in de uitsparing van mijn originele handle! Nou ja, ‘k wil niemand vermoeien met het uur gepruts dat volgde en volsta met te melden dat ik uiteindelijk m’n reserve universele binnenkabel met schroefnippel heb gemonteerd.

op de boot naar Bellagio

LM 95, op de veerboot van
Varenna naar Bellagio
de veerhaven van Bellagio

LM 95, de veerhaven van Bellagio
de boot van Bellagio naar Menagio

LM 95, op de veerboot van
Bellagio naar Menagio
Tegen het eind van de middag bereik ik de Splügenpass, weer klimt het Falcoontje moeiteloos tot 1.900 meter, dan begint het gehaper weer en hinkepotend passeer ik om een uur of vijf de Italiaans-Zwitserse grens. Zonder stoppen en zonder foto’s te maken knal ik verder, bang dat ik de motor niet meer aan praat krijg als hij eenmaal uit zou zijn. Knallend en sputterend daal ik de pas af. Ik probeer regelmatig een flinke dot tussengas te geven, om de bougie schoon te branden, het mag niet baten. Op het laatst geeft de motor misschien nog één klap op elke tien omwentelingen. Onderaan de berg rol ik het dorp Splügen binnen, waar het falcoontje nog één geweldige knal uit de uitlaat produceert, waarna hij zich schamend in stilte terugtrekt en geen plofje meer wil geven. Even het gereedschap erbij, de bougie blijkt totaal vervuild, een dikke laag vette zwarte zooi vult de gehele ruimte rondom de isolator.
Geen probleem, dan draai ik er toch gewoon de reserve in? Nou ja, die is dus nergens te vinden, thuis wèl klaargelegd, maar vergeten in te pakken. Volgens de mevrouw van de winkel waar ik voor sta is er tien minuten lopen verderop een garage. Het is al bijna zes uur, dus ik moet voortmaken. In de garage is gelukkig nog iemand aan het werk. Helaas heeft hij geen passende vervanger voor mijn bougie, maar hij wil de mijne wel even schoonmaken. Dat gaat met de acetyleenbrander volgens het principe “in de motor wordt de bougie ook door hitte schoon gehouden”. De reinigingsactie slaagt wonderwel en om half zeven loopt het falcoontje weer net zo mooi, of er niks aan de hand was.
Drie Nederlandse motorrijders die in Splügen op een terrasje zitten komen morele ondersteuning bieden, eentje geeft me een reserve bougie van zijn BMW, die vrijwel gelijk is aan de mijne, gebruikt maar nog goed. Nu heb ik tenminste een reserve voor noodgevallen.
Jammer genoeg kan ik in Splügen geen onderdak vinden, alles zit vol. Uiteindelijk beland ik na zonsondergang 50 km verderop in Bonaduz in een hotelletje.
kerktoren van Vrin
LM 15, de kerktoren
van Vrin


Hotel Posthaus Urigen

LM 19, Hotel Posthaus Urigen

Woensdag 9 september, weer drie Zwitserse landmarks

Op aanraden van een dorpsbewoner volg ik een kleine binnenweg langs de Rain-Anteriur (Boven-Rijn) en geniet van spectaculaire uitzichten op de rivier. Mijn route voert naar Vrin, waar ik om een uur of 10 de kerktoren (LM 15) sta te fotograferen. Ik vervolg mijn weg langs de Rijn naar de Oberalppass, waarvan de beklimming vrij vlotjes verloopt. Alleen vlak voor de top begint het al bekende gesputter weer even op te treden, maar het mag de pret niet drukken. Vanaf Andermatt volg ik de Gotthardstrasse naar het noorden en rijd vanaf Altdorf een stuk richting Klausenpass om het Hotel Posthaus Urigen (LM 19) te bezoeken. ‘k Had uitgekeken naar lunch op het terras, maar helaas dat is gesloten wegens “Ruhetag”. Dat bespaart uiteraard wel tijd en al snel vervolg ik mijn route noordwaarts, om nog één Zwitsers landmark te bezoeken in Einsiedeln, ’t is een Benedictijner Abdij, een hele grote dit keer (LM 17). De Falcone gedraagt zich voorbeeldig en ontpopt zich als een “Willen-vreter”; ik passeer Rapperswil, Watwil, Bütschwil, Wil, Oberuzwil, Flawil, Hauptwil, Amriswil (en nog een heel stel kleine Willetjes daartussenin).

Oberalppass

Oberalppass


Benedictijner Abdij van Einsiedeln

LM 17, Einsiedeln,
de Benedictijner Abdij

veerhaven Romanshorn

Veerhavengebouw van Romanshorn,
tot ziens Zwitserland.
Tot mijn verbazing sta ik om zes uur in de veerhaven van Romanshorn aan de Bodensee. Een half uurtje later vertrekt de boot naar Friedrichshaven, de voormalige thuishaven van de roemruchte zeppelins. De overtocht duurt een dikke driekwartier en ik heb voor zonsondergang nog tijd om een stukje richting Ravensburg door te rijden. Tegen achten zit ik lekker in hotel “zum Löwen” in de buurtschap Buch, de motor staat veilig uit het zicht, onder een afdak naast mijn kamer. 


Donderdag 10 september, hè hè, eindelijk ...

Deze morgen rij ik door een prachtig glooiend landschap naar Waldburg, om daar een kleine sterrenwacht (LM23) op de foto te zetten. Dit is op deze reis het laatste landmark in Duitsland. In Waldburg begin ik aan een reis die me in een paar dagen haast 1000 km recht naar het Westen zal voeren. De etappe van vandaag voert eerst langs de Bodensee, dan door het zuidelijk deel van het Zwarte Woud richting Frankrijk.

veerhaven Friedrichshaven

Hallo Duitsland:
de veerhaven van Friedrichshaven.
Hotel zum Löwen

Hotel zum Löwen in Buch,
bij Ravensburg

sterrenwacht Waldburg

LM 23, de sterrenwacht
van Waldburg
Het weer is precies goed, zonnig, maar niet te warm. Om nog even te genieten neem ik door de Vosges de route via de Col de la Schlucht van Munster naar Gérardmer. Ik vind onderdak in een pension in het centrum van Neufchateau, een kilometertje of 50 zuidwest van Nancy.
Vierge de Poissons

LM 69, la Vierge de Poissons


de brug van Marnay-sur-Seine

LM 58, de brug van
Marnay-sur-Seine
Vrijdag 11 september, benzine en calvados

Van Neufchateau is het een klein uurtje rijden naar Poissons waar een Mariabeeld boven op een heuvel is aangemerkt als landmark 69. Aangezien een Nuovo Falcone geen KTM is, loop ik de laatste paar honderd meter. Ik word beloond met een prachtig uitzicht over het heuvelland van de Haute Marne en op de weg die ik 150 km naar het westen zal volgen om bij het verstilde dorpje Marnay-sur-Seine de brug over de Seine te fotograferen (LM 58).
Mijn route blijft westwaarts, ruim drie uur doe ik over de volgende 170 km, naar Chartres, de stad van de gotische kathedraal met de beroemde blauwe ramen (LM 66). Ik beland er midden in het spitsuur, wat het bereiken van het landmark niet vergemakkelijkt. Omdat ik ooit de kathedraal al eens bezocht, vind ik het niet nodig om hem vandaag van dichtbij te bekijken. Vanaf een plein heb ik toereikend uitzicht voor een nette foto die aan de voorschriften voldoet. Binnen een kwartier ben ik op weg naar het noord-oosten via de D 939 naar het volgende landmark in Verneuill-sur-Avre. 
uitzicht vanaf de Vierge de Poissons

uitzicht van de Vierge de Poissons


Chartres

LM 66, Chartres,
Cathédrale Notre Dame


Jammer genoeg kom ik niet ver, vanmorgen heb ik na het tanken vergeten de reserve benzinekraan te sluiten (stom-stom-stom) en nu sta ik met een droge tank in een smalle berm langs een drukke weg. Een 2CV-rijder stopt, hij heeft een jerrycan met nog een bodempje benzine er in. Genoeg om mij terug naar Chartres te brengen, naar een tankstation aan de rand van de stad. Nog mooi voor zonsondergang bereik ik het centrale marktplein van Verneuill, waar de toren van de kerk de Madeleine (LM 65) in de avondzon staat te schitteren. Rondom het plein staan scheef gezakte middeleeuwse gebouwen en schilderachtige vakwerkhuizen, waarin een keur van winkels, cafés, eethuisjes èn een hotel mèt een poort naar een binnenplaats, dat ziet er veelbelovend uit. Ja, ze hebben een kamer en ja, de motor kan op de binnenplaats. Het eten blijkt ook prima evenals de koffie met calvados die ik kies uit een ruim assortiment op de speciale calvados-kaart.
Verneuil-sur-Avre

LM 65, Verneuil-sur-Avre,
Église de la Madeleine
Verneuil-sur-Avre

Verneuil-sur-Avre,
Hotel "le Saumon"
Verneuil-sur-Avre

De binnenplaats
van "le Saumon"


Zaterdag 12 september, men moet de dag niet voor de avond prijzen

Al vroeg sta ik vanmorgen in het dorpje Cougeoût, daar vind ik in de tuin van een soort educatieve kampeerboerderij “Ferme Pédagogique les Gaillons” een paar grote beschilderde bollen plus een model ruimteraket. Het zijn de restanten van wat eens een planetarium was (LM 87). Wanneer ik langs het gesloten hek loop wordt een raam geopend, een dame vraagt vriendelijk naar mijn bedoelingen. Ik toon haar de rally-controlekaart en leg uit dat ik graag een foto wil maken van mijn motor met het planetarium. Met de mededeling dat ik de eerste ben vandaag - ! - opent ze het hek, vermoedelijk in de veronderstelling dat er straks nog meer motorrijders zullen volgen.
Door een vriendelijk golvend landschap volg ik de N12 en de N162 langs Alençon naar een complex van sluizen in de rivier de Mayennne (LM 81) bij het gehucht Buison. Ik vraag me af hoe dit kan werken, de rivierbedding ligt helemaal droog. Hoe dan ook, het is hier mooi en ‘t is tijd voor pauze. Leuk terrasje bij de sluis, jammer dat ze er niks te eten hebben bij de koffie, nog niet een plakje cake. Nou ja, ‘k heb nog steeds een paar pakjes van die onvolprezen sultana koekjes, daar moet ik het voorlopig maar even mee doen.
Mijn volgende etappe gaat recht naar het noorden richting Caen, door een gebied dat op de Michelin kaart wordt aangeduid als “Suisse Normande” (Normandisch Zwitserland). Die benaming lijkt me wat overdreven, maar ’t is er wel erg mooi en met goed weer en een lekker lopende motor is het echt genieten.
Om een uur of vier bereik ik het volgende landmark: de Pegasus Bridge bij Bénouville (LM 60). De brug over het Caenkanaal heeft een bewogen historie; in de nacht van 5 juni 1944 -“D-Day”-  bezetten 181 Britse luchtlandingstroepen die vlakbij met een drietal zweefvliegtuigen geland waren de toenmalige brug, waarmee ze voorkwamen dat de bezetters hem konden opblazen. Zo werd de weg vrijgehouden voor de geallieerde troepen die oprukten vanaf de Normandische stranden. De oorspronkelijke basculebrug ligt nu in een museum, de huidige brug is van hetzelfde type, alleen is hij beter berekend op het tegenwoordige verkeer. De naam is afgeleid van het symbool van de Britse luchtlandingstroepen: het mythologische vliegende paard Pegasus.
Ik heb moeite met dit soort plaatsen, het is alsof er nog steeds een schaduw hangt van de mannen die hier die lange donkere nacht in een vreemd land vochten voor hun leven. En ik bedenk dat als ze dat een week later hadden gedaan, of met wat minder succes, ik zelf hier nu niet zou zitten, waren ze een paar week eerder geweest, dan had ik nu waarschijnlijk nog een oudere broer gehad. Soms komt de geschiedenis heel dichtbij.
Na een wat langere pauze vervolg ik mijn weg, via de D675, nu haast pal naar het oosten. Vlak voor Rouen begint opeens het oliedruklampje te branden, niet een beetje knipperen, nee, een vol, helder lichtje grijnst mij olijk toe! Olie peilen langs de kant van de weg. Er lijkt toch heus genoeg in te zitten, maar voor de zekerheid gooi ik het laatste restje reserve er ook nog maar bij in. Op de Zûmo zoek ik de dichtstbijzijnde overnachtings- gelegenheid. Het is een Etap-Hotel bij een snelwegknooppunt even ten zuiden van Rouen, niet erg sfeervol, maar niet duur. Er is een eethuisje naast de deur en de motor krijgt een veilig plekje onder het wakend oog van de (nacht-)portier. Eerst maar eens douchen, wat eten en goed slapen, dan zie ik morgen wel weer verder. ‘k Heb langzamerhand een soort berusting ontwikkeld; tot nu toe heeft een nachtje slapen, gevolgd door enig gesleutel in de ochtend me wel weer op gang gekregen. Na het eten, op de terugweg naar het hotel, vis ik bij een tankstation een leeg ruitesproeiervloeistofvaatje uit een prullenbak, dat zou nog wel eens van pas kunnen komen.

Courgeoût

LM 87, bij Courgeoût:
de restanten van het planetarium
de sluis bij Buison

LM 81, de sluis in de Mayenne
bij Buison
Pegasus bridge

LM 60, Pegasus Bridge
bij Bénouville


Zondag 13 september, olie en water

’s Ochtends blijft het lichtje uit. Ik rij de vijf kilometer naar het Gros Horloge van Rouen (LM 90), midden in het voetgangersgebied in de binnenstad. Het is zondagochtend, de stad is uitgestorven, probleemloos rij ik de winkelstraat in en maak wat foto’s van de reuzenklok. Om kwart over negen rij ik de stad weer uit naar het noorden, alles is wel en de motor loopt lekker. Amper een uurtje ben ik onderweg, wanneer weer dat vermaledijde lampje oplicht, met volle overtuiging en zonder enige aarzeling. Rustig aan sukkel ik naar het eerste-het-beste tankstation, waar een aardige dame zowaar een behoorlijke soort olie in de verkoop heeft en ook wel gelegenheid heeft om mijn oude olie te dumpen. Dus het gisteren gevonden ruitesproeier-vloeistofvaatje verbouwd tot olieopvangbak en flux de olie ververst. Gelukkig begint het alleen maar een beetje te motregenen en pas als ik de boel helemaal aan kant en opgeruimd heb valt de regen bij bakken uit de hemel.

"Gross Horloge", Rouen

LM 90, le Gros Horloge
in Rouen

Helaas, na een half uurtje rijden brandt het lichtje weer, daar staat dan weer tegenover dat de regen is opgehouden. Ik zet de motor langs de kant, laat hem een beetje afkoelen en doe een test: ik draai het banjo boutje van de olieleiding naar de inlaatklep een kwart slagje los, trap op de starter en een dikke golf olie welt naar buiten. Nou, er is in ieder geval oliedruk. Nu ben ik er tenminste enigszins van overtuigd dat het wel goed zit met de smering in het blok,  tóch voelt het niet lekker, zo’n brandend waarschuwings- lampje, vooral omdat het soms ook wel weer eens even uitgaat. Met een ietwat bezwaard gemoed vervolg ik m'n reis, eerst naar de monding van de Somme. Daar staat net buiten het plaatsje Saint-Valéry-sur-Somme een kapelletje dat is aangewezen als landmark 91. Afgezien van het brandende lampje doet het falcoontje het goed, wordt niet te warm, maakt geen gekke geluiden en mijn vertrouwen groeit. OK, verder maar weer, naar het noorden over de kleinste departementale wegen naar het dorpje Bours, waar een oude donjon -een soort vrijstaande kasteeltoren- op de foto gaat (LM 88). Het weer is onstuimig, maar meestal droog en ik krijg er weer plezier in. Om een uur of drie ben ik bij het noordelijkste Franse landmark, de molen van Hondschoote. St-Valéry-sur-Somme, Chapelle des Marins

LM 91, St-Valéry-sur-Somme,
Chapelle des Marins
de Donjon van Bours

LM 88, le Donjon de Bours
Hondschoote, Moulin de la Victoire "dit Spinnewyn"

LM 86, Ho
ndschoote,
Moulin de la Victoire "dit Spinnewyn"
Die molen (eigenlijk de voorganger ervan) met de prachtige naam "Moulin de la Victoire -  Spinnewyn" speelde een belangrijke rol in de slag bij Hondschoote in 1793, die uitgerekend vandaag wordt herdacht met een nagespeelde veldslag, compleet met bulderende kanonnen (aha, 't was dus geen naknallen in de uitlaat, wat ik hoorde). Terwijl ik de molen sta te fotograferen komt de mulder me vragen of ik sterk ben en of ik even kan helpen de molen in de wind te draaien, “dan komt-ie ook nog wat mooier op de foto”. Een variatie op de uitdrukking "u vraagt, wij draaien"? (u vraagt niks, maar wél graag even helpen met draaien).
de Panne, Koning Leopold I Esplanade

LM 11, de Koning Leopold I Esplanade
in de Panne

Rond vier uur passeer ik de Belgische grens op weg naar badplaats de Panne waar niet alleen het pretpark Plopsaland gevestigd is, maar ook een megalomane wandelpromenade met allerlei plastieken en beeldhouwwerken, het is de Koning Leopold I Esplande (LM 11). Na het maken van de foto’s neem ik even pauze op een terras en raak langdurig aan de praat met een paar Belgen, die o.a. proberen mij de Belgische taalstrijd uit te leggen. Pas tegen zessen neem ik van de Panne de snelweg richting Brugge.  Groenedijk Motorcycle Loft Hotel

Groenedijk Motorcycle Loft Hotel
bij Oudenburg

Ik wil overnachten in het Groenedijk Motorcycle Loft Hotel, dat gevestigd is in een voormalig fabrieksgebouw bij Oudenburg, even buiten Oostende. In de stromende regen kost het me nogal wat moeite om het te vinden, maar ’t is niet voor niks, er is ruimte en de motor kan droog en veilig binnen staan. In het zelfde gebouw is een museum gevestigd, in de hal staan ook enkele oldtimers, waaronder een Nederlandse Hulsman. 's Avonds laat komt een doorweekt groepje Duitse Harley rijders met panne binnenrollen. Ze zijn super enthousiast en buitengewoon spraakzaam, maar wel erg one track minded. Eentje vraagt wat voor motor ik rij? nou een oude Guzzi, “Oh, weet je wat een goed boek is voor oude motoren?” en dan komt-ie op de proppen met één of ander boek waar alle Harley onderdelen in staan van 1903 tot nu. Dat er ook andere motoren bestaan gaat aan deze jongeman geheel voorbij.
in Groenedijk Motocycle Loft Hotel

Ruimte zat om te sleutelen

Maandag 14 september, museum, sleutelen en rust

Die ochtend om 10 uur komt Johan Schaeverbeke, de eigenaar van de museumcollectie, speciaal voor ons de deuren openen en één  en ander over de verzameling vertellen. Hij doet dat met grote kennis van zaken en vooral met veel enthousiasme. Johan heeft  de collectie duidelijk met liefde samengesteld en over elk detail van de expositie nagedacht. Op één na laten de Duitse Harley freaks zich wel heel erg kennen door af te haken zodra ze hebben vastgesteld er in het museum niet alleen Amerikaanse V-twins te zien zijn.
Oldtimer Motorcycle Museum

Johan Schaeverbeke in zijn
Oldtimer Motor Museum

Als we staan te praten bij een  rijtje scooters, valt het me op dat hier een Galletto ontbreekt. Zo-en-zo is het Moto Guzzi gehalte van het museum aan de lage kant, met slechts één exemplaar, een T3 California, terwijl Johan zelf Guzzi-rijder blijkt te zijn. Nu staat er bij mij thuis al twee jaar een verbrande Galletto op zolder op een goede bestemming te wachten en plotseling daagt het mij dat dit museum de ideale plaats zou kunnen zijn waar het verschroeide haantje geheel in zijn waarde zou worden gelaten. Wanneer ik Johan vraag  of hij plek heeft voor een geblakerde Galletto, begint hij meteen geestdriftig een beeld te schetsen van opstellingen waarin de Galletto middelpunt zou kunnen zijn. Mijn besluit is snel genomen om de Galletto aan het Oldtimer Motor Museum te schenken en daarmee het trieste Guzzi scootertje een glanzende nieuwe toekomst te geven. Als je ooit in West-Vlaanderen gaat toeren, bezoek dan eens het Oldtimer Motor Museum in het Groenedijk Motorcycle Lofthotel, de bevlogen rondleiding van Johan mag je niet missen.

Praga 1929 met Breitfeld Danek motor

Tsjechische Praga 1929
met 500cc Breitfeld Danek motor
dubbele bovenliggende nokkenas
De middag breng ik sleutelend door, ketting, voorrem, maar vooral het smeersysteem checken: oliedruk- ventiel (blijft niet hangen), oliepomp (ziet er goed uit, tandwiel zit goed vast) etc. alles ziet er prima uit en ik eindig de middag gerustgesteld, het moet een kapotte schakelaar zijn waardoor het lampje brandt.Er volgt een gezellige avond met Branka and Pete uit Ierland, Saskia en Hans uit Briele (meen ik) en hotel eigenaar Ivan, waarbij om middernacht de champagne knalt wegens Saskia’s verjaardag. FN M60 1924, 350 cc

Belgische FN M60 1924
met ballonbanden
348cc 3-versnellingen blokmotor


Dinsdag 15 september, thuisreis

Bij mijn vertrek regent het nogal, maar gelukkig niet al te lang. Onder dikke zwarte wolken rij ik rond Antwerpen en bezoek en passant nog twee landmarks; de forten van Oelegem (LM 1) en van Lier (LM 2).
Om één uur wend ik definitief het stuur naar het noorden en tuf via Baarle-Nassau naar Nederland. Op mijn Zûmo staat een voorgeplande route naar Groningen, geheel binnendoor, met in totaal vier veerponten onderweg. 
fort Oelegem

LM 1, het Fort Oelegem
Bij Barneveld ontmoet ik een Guzzi-rijdende tankstationhouder en even later ook nog een Guzzi- (Breva 1100?) -rijdende tankstationbezoeker, die later nog een eindje met me oprijdt, maar daar na een kwartiertje wel genoeg van heeft en met een sonoor uitlaat gebrul en brede zwaai voor mij uit het gezicht verdwijnt. Hij is op weg naar Apeldoorn en zal over een kwartiertje wel thuis zijn. Ik pruttel nog een paar uur verder op mijn Falcone, die me deze reis de nodige troubles heeft bezorgt, maar me uiteindelijk toch netjes thuis brengt. het fort van Lier

LM 2, het Fort van Lier

Deze reis zette ik 5.012 km op de teller, bezocht 41 landmarks, samen goed voor 810 punten, dat brengt mijn totaal voor de MGCN Landmarkrally 2009 nu op 9.841 km, 77 landmarks en 1.355 punten.



p.s. donderdag reed ik even naar Kiel-Windeweer om bij Onno een nieuwe oliedrukschakelaar te monteren, het lampje ging- en bleef-  uit.


© 2009 Gerard Geertjes